Vervoeging van buitmaken
Onbepaalde wijs (infinitief): buitmaken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maak buit
- jij maakt buit
- hij/zij/het maakt buit
- wij maken buit
- jullie maken buit
- zij maken buit
Presente
- io acquisisco
- tu acquisisci
- lui/lei/Lei acquisisce
- noi acquisiamo
- voi/Voi acquisite
- loro/Loro acquisiscono
Onvoltooid verleden tijd
- ik maakte buit
- jij maakte buit
- hij/zij/het maakte buit
- wij maakten buit
- jullie maakten buit
- zij maakten buit
Imperfetto
- io acquisivo
- tu acquisivi
- lui/lei/Lei acquisiva
- noi acquisivamo
- voi/Voi acquisivate
- loro/Loro acquisivano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb buitgemaakt
- jij hebt buitgemaakt
- hij/zij/het heeft buitgemaakt
- wij hebben buitgemaakt
- jullie hebben buitgemaakt
- zij hebben buitgemaakt
Passato prossimo
- io ho acquisito
- tu hai acquisito
- lui/lei/Lei ha acquisito
- noi abbiamo acquisito
- voi/Voi avete acquisito
- loro/Loro hanno acquisito
Voltooid verleden tijd
- ik had buitgemaakt
- jij had buitgemaakt
- hij/zij/het had buitgemaakt
- wij hadden buitgemaakt
- jullie hadden buitgemaakt
- zij hadden buitgemaakt
Trapassato prossimo
- io avevo acquisito
- tu avevi acquisito
- lui/lei/Lei aveva acquisito
- noi avevamo acquisito
- voi/Voi avevate acquisito
- loro/Loro avevano acquisito
Toekomende tijd I
- ik zal buitmaken
- jij zult buitmaken
- hij/zij/het zal buitmaken
- wij zullen buitmaken
- jullie zullen buitmaken
- zij zullen buitmaken
Futuro semplice
- io acquisirò
- tu acquisirai
- lui/lei/Lei acquisirà
- noi acquisiremo
- voi/Voi acquisirete
- loro/Loro acquisiranno
Toekomende tijd II
- ik zal buitgemaakt hebben
- jij zult buitgemaakt hebben
- hij/zij/het zal buitgemaakt hebben
- wij zullen buitgemaakt hebben
- jullie zullen buitgemaakt hebben
- zij zullen buitgemaakt hebben
Futuro anteriore
- io avrò acquisito
- tu avrai acquisito
- lui/lei/Lei avrà acquisito
- noi avremo acquisito
- voi/Voi avrete acquisito
- loro/Loro avranno acquisito
Conditionalis I
- ik zou buitmaken
- jij zou buitmaken
- hij/zij/het zou buitmaken
- wij zouden buitmaken
- jullie zouden buitmaken
- zij zouden buitmaken
Condizionale presente
- io acquisirei
- tu acquisiresti
- lui/lei/Lei acquisirebbe
- noi acquisiremmo
- voi/Voi acquisireste
- loro/Loro acquisirebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben buitgemaakt
- jij zou hebben buitgemaakt
- hij/zij/het zou hebben buitgemaakt
- wij zouden hebben buitgemaakt
- jullie zouden hebben buitgemaakt
- zij zouden hebben buitgemaakt
Condizionale passato
- io avrei acquisito
- tu avresti acquisito
- lui/lei/Lei avrebbe acquisito
- noi avremmo acquisito
- voi/Voi avreste acquisito
- loro/Loro avrebbero acquisito
Imperatief
- jij maak buit
- jullie maakt buit
Imperativo
- tu acquisisci
- voi/Voi acquisite