Vervoeging van centreren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik centreer
- jij centreert
- hij/zij/het centreert
- wij centreren
- jullie centreren
- zij centreren
Onvoltooid verleden tijd
- ik centreerde
- jij centreerde
- hij/zij/het centreerde
- wij centreerden
- jullie centreerden
- zij centreerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecentreerd
- jij hebt gecentreerd
- hij/zij/het heeft gecentreerd
- wij hebben gecentreerd
- jullie hebben gecentreerd
- zij hebben gecentreerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gecentreerd
- jij had gecentreerd
- hij/zij/het had gecentreerd
- wij hadden gecentreerd
- jullie hadden gecentreerd
- zij hadden gecentreerd
Toekomende tijd I
- ik zal centreren
- jij zult centreren
- hij/zij/het zal centreren
- wij zullen centreren
- jullie zullen centreren
- zij zullen centreren
Toekomende tijd II
- ik zal gecentreerd hebben
- jij zult gecentreerd hebben
- hij/zij/het zal gecentreerd hebben
- wij zullen gecentreerd hebben
- jullie zullen gecentreerd hebben
- zij zullen gecentreerd hebben
Conditionalis I
- ik zou centreren
- jij zou centreren
- hij/zij/het zou centreren
- wij zouden centreren
- jullie zouden centreren
- zij zouden centreren
Conditionalis II
- ik zou hebben gecentreerd
- jij zou hebben gecentreerd
- hij/zij/het zou hebben gecentreerd
- wij zouden hebben gecentreerd
- jullie zouden hebben gecentreerd
- zij zouden hebben gecentreerd
Imperatief
- jij centreer
- jullie centreert