Vervoeging van circuleren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het circuleert
- zij circuleren
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het circuleerde
- zij circuleerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gecirculeerd
- zij hebben gecirculeerd
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gecirculeerd
- zij hadden gecirculeerd
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal circuleren
- zij zult circuleren
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gecirculeerd hebben
- zij zult gecirculeerd hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal circuleren
- zij zullen circuleren
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gecirculeerd
- zij zullen hebben gecirculeerd