Vervoeging van compromitteren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik compromitteer
- jij compromitteert
- hij/zij/het compromitteert
- wij compromitteren
- jullie compromitteren
- zij compromitteren
Onvoltooid verleden tijd
- ik compromitteerde
- jij compromitteerde
- hij/zij/het compromitteerde
- wij compromitteerden
- jullie compromitteerden
- zij compromitteerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecompromitteerd
- jij hebt gecompromitteerd
- hij/zij/het heeft gecompromitteerd
- wij hebben gecompromitteerd
- jullie hebben gecompromitteerd
- zij hebben gecompromitteerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gecompromitteerd
- jij had gecompromitteerd
- hij/zij/het had gecompromitteerd
- wij hadden gecompromitteerd
- jullie hadden gecompromitteerd
- zij hadden gecompromitteerd
Toekomende tijd I
- ik zal compromitteren
- jij zult compromitteren
- hij/zij/het zal compromitteren
- wij zullen compromitteren
- jullie zullen compromitteren
- zij zullen compromitteren
Toekomende tijd II
- ik zal gecompromitteerd hebben
- jij zult gecompromitteerd hebben
- hij/zij/het zal gecompromitteerd hebben
- wij zullen gecompromitteerd hebben
- jullie zullen gecompromitteerd hebben
- zij zullen gecompromitteerd hebben
Conditionalis I
- ik zou compromitteren
- jij zou compromitteren
- hij/zij/het zou compromitteren
- wij zouden compromitteren
- jullie zouden compromitteren
- zij zouden compromitteren
Conditionalis II
- ik zou hebben gecompromitteerd
- jij zou hebben gecompromitteerd
- hij/zij/het zou hebben gecompromitteerd
- wij zouden hebben gecompromitteerd
- jullie zouden hebben gecompromitteerd
- zij zouden hebben gecompromitteerd
Imperatief
- jij compromitteer
- jullie compromitteert