Vervoeging van compromitteren
Onbepaalde wijs (infinitief): compromitteren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik compromitteer
- jij compromitteert
- hij/zij/het compromitteert
- wij compromitteren
- jullie compromitteren
- zij compromitteren
Präsens Indikativ
- ich stelle bloß
- du stellst bloß
- er/sie/es stellt bloß
- wir stellen bloß
- ihr stellt bloß
- sie stellen bloß
Onvoltooid verleden tijd
- ik compromitteerde
- jij compromitteerde
- hij/zij/het compromitteerde
- wij compromitteerden
- jullie compromitteerden
- zij compromitteerden
Präteritum Indikativ
- ich stellte bloß
- du stelltest bloß
- er/sie/es stellte bloß
- wir stellten bloß
- ihr stelltet bloß
- sie stellten bloß
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecompromitteerd
- jij hebt gecompromitteerd
- hij/zij/het heeft gecompromitteerd
- wij hebben gecompromitteerd
- jullie hebben gecompromitteerd
- zij hebben gecompromitteerd
Perfekt Indikativ
- ich habe bloßgestellt
- du hast bloßgestellt
- er/sie/es hat bloßgestellt
- wir haben bloßgestellt
- ihr habt bloßgestellt
- sie haben bloßgestellt
Voltooid verleden tijd
- ik had gecompromitteerd
- jij had gecompromitteerd
- hij/zij/het had gecompromitteerd
- wij hadden gecompromitteerd
- jullie hadden gecompromitteerd
- zij hadden gecompromitteerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte bloßgestellt
- du hattest bloßgestellt
- er/sie/es hatte bloßgestellt
- wir hatten bloßgestellt
- ihr hattet bloßgestellt
- sie hatten bloßgestellt
Toekomende tijd I
- ik zal compromitteren
- jij zult compromitteren
- hij/zij/het zal compromitteren
- wij zullen compromitteren
- jullie zullen compromitteren
- zij zullen compromitteren
Futur I Indikativ
- ich werde bloßstellen
- du wirst bloßstellen
- er/sie/es wird bloßstellen
- wir werden bloßstellen
- ihr werdet bloßstellen
- sie werden bloßstellen
Toekomende tijd II
- ik zal gecompromitteerd hebben
- jij zult gecompromitteerd hebben
- hij/zij/het zal gecompromitteerd hebben
- wij zullen gecompromitteerd hebben
- jullie zullen gecompromitteerd hebben
- zij zullen gecompromitteerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde bloßgestellt haben
- du wirst bloßgestellt haben
- er/sie/es wird bloßgestellt haben
- wir werden bloßgestellt haben
- ihr werdet bloßgestellt haben
- sie werden bloßgestellt haben
Conditionalis I
- ik zou compromitteren
- jij zou compromitteren
- hij/zij/het zou compromitteren
- wij zouden compromitteren
- jullie zouden compromitteren
- zij zouden compromitteren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde bloßstellen
- du würdest bloßstellen
- er/sie/es würde bloßstellen
- wir würden bloßstellen
- ihr würdet bloßstellen
- sie würden bloßstellen
Conditionalis II
- ik zou hebben gecompromitteerd
- jij zou hebben gecompromitteerd
- hij/zij/het zou hebben gecompromitteerd
- wij zouden hebben gecompromitteerd
- jullie zouden hebben gecompromitteerd
- zij zouden hebben gecompromitteerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde bloßgestellt haben
- du würdest bloßgestellt haben
- er/sie/es würde bloßgestellt haben
- wir würden bloßgestellt haben
- ihr würdet bloßgestellt haben
- sie würden bloßgestellt haben
Imperatief
- jij compromitteer
- jullie compromitteert
Imperativ
- du stell(e) bloß
- ihr stellt bloß