Vervoeging van condoleren
Onbepaalde wijs (infinitief): condoleren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik condoleer
- jij condoleert
- hij/zij/het condoleert
- wij condoleren
- jullie condoleren
- zij condoleren
Präsens Indikativ
- ich kondoliere
- du kondolierst
- er/sie/es kondoliert
- wir kondolieren
- ihr kondoliert
- sie kondolieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik condoleerde
- jij condoleerde
- hij/zij/het condoleerde
- wij condoleerden
- jullie condoleerden
- zij condoleerden
Präteritum Indikativ
- ich kondolierte
- du kondoliertest
- er/sie/es kondolierte
- wir kondolierten
- ihr kondoliertet
- sie kondolierten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecondoleerd
- jij hebt gecondoleerd
- hij/zij/het heeft gecondoleerd
- wij hebben gecondoleerd
- jullie hebben gecondoleerd
- zij hebben gecondoleerd
Perfekt Indikativ
- ich habe kondoliert
- du hast kondoliert
- er/sie/es hat kondoliert
- wir haben kondoliert
- ihr habt kondoliert
- sie haben kondoliert
Voltooid verleden tijd
- ik had gecondoleerd
- jij had gecondoleerd
- hij/zij/het had gecondoleerd
- wij hadden gecondoleerd
- jullie hadden gecondoleerd
- zij hadden gecondoleerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte kondoliert
- du hattest kondoliert
- er/sie/es hatte kondoliert
- wir hatten kondoliert
- ihr hattet kondoliert
- sie hatten kondoliert
Toekomende tijd I
- ik zal condoleren
- jij zult condoleren
- hij/zij/het zal condoleren
- wij zullen condoleren
- jullie zullen condoleren
- zij zullen condoleren
Futur I Indikativ
- ich werde kondolieren
- du wirst kondolieren
- er/sie/es wird kondolieren
- wir werden kondolieren
- ihr werdet kondolieren
- sie werden kondolieren
Toekomende tijd II
- ik zal gecondoleerd hebben
- jij zult gecondoleerd hebben
- hij/zij/het zal gecondoleerd hebben
- wij zullen gecondoleerd hebben
- jullie zullen gecondoleerd hebben
- zij zullen gecondoleerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde kondoliert haben
- du wirst kondoliert haben
- er/sie/es wird kondoliert haben
- wir werden kondoliert haben
- ihr werdet kondoliert haben
- sie werden kondoliert haben
Conditionalis I
- ik zou condoleren
- jij zou condoleren
- hij/zij/het zou condoleren
- wij zouden condoleren
- jullie zouden condoleren
- zij zouden condoleren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde kondolieren
- du würdest kondolieren
- er/sie/es würde kondolieren
- wir würden kondolieren
- ihr würdet kondolieren
- sie würden kondolieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gecondoleerd
- jij zou hebben gecondoleerd
- hij/zij/het zou hebben gecondoleerd
- wij zouden hebben gecondoleerd
- jullie zouden hebben gecondoleerd
- zij zouden hebben gecondoleerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde kondoliert haben
- du würdest kondoliert haben
- er/sie/es würde kondoliert haben
- wir würden kondoliert haben
- ihr würdet kondoliert haben
- sie würden kondoliert haben
Imperatief
- jij condoleer
- jullie condoleert
Imperativ
- du kondoliere
- ihr kondoliert