Vervoeging van contribueren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik contribueer
- jij contribueert
- hij/zij/het contribueert
- wij contribueren
- jullie contribueren
- zij contribueren
Onvoltooid verleden tijd
- ik contribueerde
- jij contribueerde
- hij/zij/het contribueerde
- wij contribueerden
- jullie contribueerden
- zij contribueerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecontribueerd
- jij hebt gecontribueerd
- hij/zij/het heeft gecontribueerd
- wij hebben gecontribueerd
- jullie hebben gecontribueerd
- zij hebben gecontribueerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gecontribueerd
- jij had gecontribueerd
- hij/zij/het had gecontribueerd
- wij hadden gecontribueerd
- jullie hadden gecontribueerd
- zij hadden gecontribueerd
Toekomende tijd I
- ik zal contribueren
- jij zult contribueren
- hij/zij/het zal contribueren
- wij zullen contribueren
- jullie zullen contribueren
- zij zullen contribueren
Toekomende tijd II
- ik zal gecontribueerd hebben
- jij zult gecontribueerd hebben
- hij/zij/het zal gecontribueerd hebben
- wij zullen gecontribueerd hebben
- jullie zullen gecontribueerd hebben
- zij zullen gecontribueerd hebben
Conditionalis I
- ik zou contribueren
- jij zou contribueren
- hij/zij/het zou contribueren
- wij zouden contribueren
- jullie zouden contribueren
- zij zouden contribueren
Conditionalis II
- ik zou hebben gecontribueerd
- jij zou hebben gecontribueerd
- hij/zij/het zou hebben gecontribueerd
- wij zouden hebben gecontribueerd
- jullie zouden hebben gecontribueerd
- zij zouden hebben gecontribueerd
Imperatief
- jij contribueer
- jullie contribueert