Vervoeging van cricketen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik cricket
    • jij cricket
    • hij/zij/het cricket
    • wij cricketen
    • jullie cricketen
    • zij cricketen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik crickette
    • jij crickette
    • hij/zij/het crickette
    • wij cricketten
    • jullie cricketten
    • zij cricketten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gecricket
    • jij hebt gecricket
    • hij/zij/het heeft gecricket
    • wij hebben gecricket
    • jullie hebben gecricket
    • zij hebben gecricket
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gecricket
    • jij had gecricket
    • hij/zij/het had gecricket
    • wij hadden gecricket
    • jullie hadden gecricket
    • zij hadden gecricket
  • Toekomende tijd I

    • ik zal cricketen
    • jij zult cricketen
    • hij/zij/het zal cricketen
    • wij zullen cricketen
    • jullie zullen cricketen
    • zij zullen cricketen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gecricket hebben
    • jij zult gecricket hebben
    • hij/zij/het zal gecricket hebben
    • wij zullen gecricket hebben
    • jullie zullen gecricket hebben
    • zij zullen gecricket hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou cricketen
    • jij zou cricketen
    • hij/zij/het zou cricketen
    • wij zouden cricketen
    • jullie zouden cricketen
    • zij zouden cricketen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gecricket
    • jij zou hebben gecricket
    • hij/zij/het zou hebben gecricket
    • wij zouden hebben gecricket
    • jullie zouden hebben gecricket
    • zij zouden hebben gecricket
  • Imperatief

    • jij cricket
    • jullie cricket