Vervoeging van dansen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dans
- jij danst
- hij/zij/het danst
- wij dansen
- jullie dansen
- zij dansen
Presente
- io ballo
- tu balli
- lui/lei/Lei balla
- noi balliamo
- voi/Voi ballate
- loro/Loro ballano
Onvoltooid verleden tijd
- ik danste
- jij danste
- hij/zij/het danste
- wij dansten
- jullie dansten
- zij dansten
Imperfetto
- io ballavo
- tu ballavi
- lui/lei/Lei ballava
- noi ballavamo
- voi/Voi ballavate
- loro/Loro ballavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedanst
- jij hebt gedanst
- hij/zij/het heeft gedanst
- wij hebben gedanst
- jullie hebben gedanst
- zij hebben gedanst
Passato prossimo
- io ho ballato
- tu hai ballato
- lui/lei/Lei ha ballato
- noi abbiamo ballato
- voi/Voi avete ballato
- loro/Loro hanno ballato
Voltooid verleden tijd
- ik had gedanst
- jij had gedanst
- hij/zij/het had gedanst
- wij hadden gedanst
- jullie hadden gedanst
- zij hadden gedanst
Trapassato prossimo
- io avevo ballato
- tu avevi ballato
- lui/lei/Lei aveva ballato
- noi avevamo ballato
- voi/Voi avevate ballato
- loro/Loro avevano ballato
Toekomende tijd I
- ik zal dansen
- jij zult dansen
- hij/zij/het zal dansen
- wij zullen dansen
- jullie zullen dansen
- zij zullen dansen
Futuro semplice
- io ballerò
- tu ballerai
- lui/lei/Lei ballerà
- noi balleremo
- voi/Voi ballerete
- loro/Loro balleranno
Toekomende tijd II
- ik zal gedanst hebben
- jij zult gedanst hebben
- hij/zij/het zal gedanst hebben
- wij zullen gedanst hebben
- jullie zullen gedanst hebben
- zij zullen gedanst hebben
Futuro anteriore
- io avrò ballato
- tu avrai ballato
- lui/lei/Lei avrà ballato
- noi avremo ballato
- voi/Voi avrete ballato
- loro/Loro avranno ballato
Conditionalis I
- ik zou dansen
- jij zou dansen
- hij/zij/het zou dansen
- wij zouden dansen
- jullie zouden dansen
- zij zouden dansen
Condizionale presente
- io ballerei
- tu balleresti
- lui/lei/Lei ballerebbe
- noi balleremmo
- voi/Voi ballereste
- loro/Loro ballerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gedanst
- jij zou hebben gedanst
- hij/zij/het zou hebben gedanst
- wij zouden hebben gedanst
- jullie zouden hebben gedanst
- zij zouden hebben gedanst
Condizionale passato
- io avrei ballato
- tu avresti ballato
- lui/lei/Lei avrebbe ballato
- noi avremmo ballato
- voi/Voi avreste ballato
- loro/Loro avrebbero ballato
Imperatief
- jij dans
- jullie danst
Imperativo
- tu balla
- voi/Voi ballate