Vervoeging van dateren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dateer
- jij dateert
- hij/zij/het dateert
- wij dateren
- jullie dateren
- zij dateren
Presente
- io dato
- tu dati
- lui/lei/Lei data
- noi datiamo
- voi/Voi datate
- loro/Loro datano
Onvoltooid verleden tijd
- ik dateerde
- jij dateerde
- hij/zij/het dateerde
- wij dateerden
- jullie dateerden
- zij dateerden
Imperfetto
- io datavo
- tu datavi
- lui/lei/Lei datava
- noi datavamo
- voi/Voi datavate
- loro/Loro datavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedateerd
- jij hebt gedateerd
- hij/zij/het heeft gedateerd
- wij hebben gedateerd
- jullie hebben gedateerd
- zij hebben gedateerd
Passato prossimo
- io ho datato
- tu hai datato
- lui/lei/Lei ha datato
- noi abbiamo datato
- voi/Voi avete datato
- loro/Loro hanno datato
Voltooid verleden tijd
- ik had gedateerd
- jij had gedateerd
- hij/zij/het had gedateerd
- wij hadden gedateerd
- jullie hadden gedateerd
- zij hadden gedateerd
Trapassato prossimo
- io avevo datato
- tu avevi datato
- lui/lei/Lei aveva datato
- noi avevamo datato
- voi/Voi avevate datato
- loro/Loro avevano datato
Toekomende tijd I
- ik zal dateren
- jij zult dateren
- hij/zij/het zal dateren
- wij zullen dateren
- jullie zullen dateren
- zij zullen dateren
Futuro semplice
- io daterò
- tu daterai
- lui/lei/Lei daterà
- noi dateremo
- voi/Voi daterete
- loro/Loro dateranno
Toekomende tijd II
- ik zal gedateerd hebben
- jij zult gedateerd hebben
- hij/zij/het zal gedateerd hebben
- wij zullen gedateerd hebben
- jullie zullen gedateerd hebben
- zij zullen gedateerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò datato
- tu avrai datato
- lui/lei/Lei avrà datato
- noi avremo datato
- voi/Voi avrete datato
- loro/Loro avranno datato
Conditionalis I
- ik zou dateren
- jij zou dateren
- hij/zij/het zou dateren
- wij zouden dateren
- jullie zouden dateren
- zij zouden dateren
Condizionale presente
- io daterei
- tu dateresti
- lui/lei/Lei daterebbe
- noi dateremmo
- voi/Voi datereste
- loro/Loro daterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gedateerd
- jij zou hebben gedateerd
- hij/zij/het zou hebben gedateerd
- wij zouden hebben gedateerd
- jullie zouden hebben gedateerd
- zij zouden hebben gedateerd
Condizionale passato
- io avrei datato
- tu avresti datato
- lui/lei/Lei avrebbe datato
- noi avremmo datato
- voi/Voi avreste datato
- loro/Loro avrebbero datato
Imperatief
- jij dateer
- jullie dateert
Imperativo
- tu data
- voi/Voi datate