Vervoeging van degenereren

Onbepaalde wijs (infinitief): degenereren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik degenereer
    • jij degenereert
    • hij/zij/het degenereert
    • wij degenereren
    • jullie degenereren
    • zij degenereren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik degenereerde
    • jij degenereerde
    • hij/zij/het degenereerde
    • wij degenereerden
    • jullie degenereerden
    • zij degenereerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedegenereerd
    • jij hebt gedegenereerd
    • hij/zij/het heeft gedegenereerd
    • wij hebben gedegenereerd
    • jullie hebben gedegenereerd
    • zij hebben gedegenereerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedegenereerd
    • jij had gedegenereerd
    • hij/zij/het had gedegenereerd
    • wij hadden gedegenereerd
    • jullie hadden gedegenereerd
    • zij hadden gedegenereerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal degenereren
    • jij zult degenereren
    • hij/zij/het zal degenereren
    • wij zullen degenereren
    • jullie zullen degenereren
    • zij zullen degenereren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedegenereerd hebben
    • jij zult gedegenereerd hebben
    • hij/zij/het zal gedegenereerd hebben
    • wij zullen gedegenereerd hebben
    • jullie zullen gedegenereerd hebben
    • zij zullen gedegenereerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou degenereren
    • jij zou degenereren
    • hij/zij/het zou degenereren
    • wij zouden degenereren
    • jullie zouden degenereren
    • zij zouden degenereren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedegenereerd
    • jij zou hebben gedegenereerd
    • hij/zij/het zou hebben gedegenereerd
    • wij zouden hebben gedegenereerd
    • jullie zouden hebben gedegenereerd
    • zij zouden hebben gedegenereerd
  • Imperatief

    • jij degenereer
    • jullie degenereert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van degenereren