Vervoeging van degraderen

Onbepaalde wijs (infinitief): degraderen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik degradeer
    • jij degradeert
    • hij/zij/het degradeert
    • wij degraderen
    • jullie degraderen
    • zij degraderen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik degradeerde
    • jij degradeerde
    • hij/zij/het degradeerde
    • wij degradeerden
    • jullie degradeerden
    • zij degradeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedegradeerd
    • jij hebt gedegradeerd
    • hij/zij/het heeft gedegradeerd
    • wij hebben gedegradeerd
    • jullie hebben gedegradeerd
    • zij hebben gedegradeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedegradeerd
    • jij had gedegradeerd
    • hij/zij/het had gedegradeerd
    • wij hadden gedegradeerd
    • jullie hadden gedegradeerd
    • zij hadden gedegradeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal degraderen
    • jij zult degraderen
    • hij/zij/het zal degraderen
    • wij zullen degraderen
    • jullie zullen degraderen
    • zij zullen degraderen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedegradeerd hebben
    • jij zult gedegradeerd hebben
    • hij/zij/het zal gedegradeerd hebben
    • wij zullen gedegradeerd hebben
    • jullie zullen gedegradeerd hebben
    • zij zullen gedegradeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou degraderen
    • jij zou degraderen
    • hij/zij/het zou degraderen
    • wij zouden degraderen
    • jullie zouden degraderen
    • zij zouden degraderen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedegradeerd
    • jij zou hebben gedegradeerd
    • hij/zij/het zou hebben gedegradeerd
    • wij zouden hebben gedegradeerd
    • jullie zouden hebben gedegradeerd
    • zij zouden hebben gedegradeerd
  • Imperatief

    • jij degradeer
    • jullie degradeert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van degraderen