Vervoeging van demonetiseren
Onbepaalde wijs (infinitief): demonetiseren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik demonetiseer
- jij demonetiseert
- hij/zij/het demonetiseert
- wij demonetiseren
- jullie demonetiseren
- zij demonetiseren
Indicativo presente
- yo desmonetizo
- tú desmonetizas
- él/ella desmonetiza
- nosotros desmonetizamos
- vosotros desmonetizáis
- ellos/ellas desmonetizan
Onvoltooid verleden tijd
- ik demonetiseerde
- jij demonetiseerde
- hij/zij/het demonetiseerde
- wij demonetiseerden
- jullie demonetiseerden
- zij demonetiseerden
Indefinido
- yo desmoneticé
- tú desmonetizaste
- él/ella desmonetizó
- nosotros desmonetizamos
- vosotros desmonetizasteis
- ellos/ellas desmonetizaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedemonetiseerd
- jij hebt gedemonetiseerd
- hij/zij/het heeft gedemonetiseerd
- wij hebben gedemonetiseerd
- jullie hebben gedemonetiseerd
- zij hebben gedemonetiseerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he desmonetizado
- tú has desmonetizado
- él/ella ha desmonetizado
- nosotros hemos desmonetizado
- vosotros habéis desmonetizado
- ellos/ellas han desmonetizado
Voltooid verleden tijd
- ik had gedemonetiseerd
- jij had gedemonetiseerd
- hij/zij/het had gedemonetiseerd
- wij hadden gedemonetiseerd
- jullie hadden gedemonetiseerd
- zij hadden gedemonetiseerd
Pluscuamperfecto
- yo había desmonetizado
- tú habías desmonetizado
- él/ella había desmonetizado
- nosotros habíamos desmonetizado
- vosotros habíais desmonetizado
- ellos/ellas habían desmonetizado
Toekomende tijd I
- ik zal demonetiseren
- jij zult demonetiseren
- hij/zij/het zal demonetiseren
- wij zullen demonetiseren
- jullie zullen demonetiseren
- zij zullen demonetiseren
Futuro I
- yo desmonetizaré
- tú desmonetizarás
- él/ella desmonetizará
- nosotros desmonetizaremos
- vosotros desmonetizaréis
- ellos/ellas desmonetizarán
Toekomende tijd II
- ik zal gedemonetiseerd hebben
- jij zult gedemonetiseerd hebben
- hij/zij/het zal gedemonetiseerd hebben
- wij zullen gedemonetiseerd hebben
- jullie zullen gedemonetiseerd hebben
- zij zullen gedemonetiseerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré desmonetizado
- tú habrás desmonetizado
- él/ella habrá desmonetizado
- nosotros habremos desmonetizado
- vosotros habréis desmonetizado
- ellos/ellas habrán desmonetizado
Conditionalis I
- ik zou demonetiseren
- jij zou demonetiseren
- hij/zij/het zou demonetiseren
- wij zouden demonetiseren
- jullie zouden demonetiseren
- zij zouden demonetiseren
Condicional
- yo desmonetizaría
- tú desmonetizarías
- él/ella desmonetizaría
- nosotros desmonetizaríamos
- vosotros desmonetizaríais
- ellos/ellas desmonetizarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gedemonetiseerd
- jij zou hebben gedemonetiseerd
- hij/zij/het zou hebben gedemonetiseerd
- wij zouden hebben gedemonetiseerd
- jullie zouden hebben gedemonetiseerd
- zij zouden hebben gedemonetiseerd
Condicional perfecto
- yo habría desmonetizado
- tú habrías desmonetizado
- él/ella habría desmonetizado
- nosotros habríamos desmonetizado
- vosotros habríais desmonetizado
- ellos/ellas habrían desmonetizado
Imperatief
- jij demonetiseer
- jullie demonetiseert
Imperativo presente
- tú desmonetiza
- vosotros desmonetizad