Vervoeging van denken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik denk
- jij denkt
- hij/zij/het denkt
- wij denken
- jullie denken
- zij denken
Presente
- io penso
- tu pensi
- lui/lei/Lei pensa
- noi pensiamo
- voi/Voi pensate
- loro/Loro pensano
Onvoltooid verleden tijd
- ik dacht
- jij dacht
- hij/zij/het dacht
- wij dachten
- jullie dachten
- zij dachten
Imperfetto
- io pensavo
- tu pensavi
- lui/lei/Lei pensava
- noi pensavamo
- voi/Voi pensavate
- loro/Loro pensavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedacht
- jij hebt gedacht
- hij/zij/het heeft gedacht
- wij hebben gedacht
- jullie hebben gedacht
- zij hebben gedacht
Passato prossimo
- io ho pensato
- tu hai pensato
- lui/lei/Lei ha pensato
- noi abbiamo pensato
- voi/Voi avete pensato
- loro/Loro hanno pensato
Voltooid verleden tijd
- ik had gedacht
- jij had gedacht
- hij/zij/het had gedacht
- wij hadden gedacht
- jullie hadden gedacht
- zij hadden gedacht
Trapassato prossimo
- io avevo pensato
- tu avevi pensato
- lui/lei/Lei aveva pensato
- noi avevamo pensato
- voi/Voi avevate pensato
- loro/Loro avevano pensato
Toekomende tijd I
- ik zal denken
- jij zult denken
- hij/zij/het zal denken
- wij zullen denken
- jullie zullen denken
- zij zullen denken
Futuro semplice
- io penserò
- tu penserai
- lui/lei/Lei penserà
- noi penseremo
- voi/Voi penserete
- loro/Loro penseranno
Toekomende tijd II
- ik zal gedacht hebben
- jij zult gedacht hebben
- hij/zij/het zal gedacht hebben
- wij zullen gedacht hebben
- jullie zullen gedacht hebben
- zij zullen gedacht hebben
Futuro anteriore
- io avrò pensato
- tu avrai pensato
- lui/lei/Lei avrà pensato
- noi avremo pensato
- voi/Voi avrete pensato
- loro/Loro avranno pensato
Conditionalis I
- ik zou denken
- jij zou denken
- hij/zij/het zou denken
- wij zouden denken
- jullie zouden denken
- zij zouden denken
Condizionale presente
- io penserei
- tu penseresti
- lui/lei/Lei penserebbe
- noi penseremmo
- voi/Voi pensereste
- loro/Loro penserebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gedacht
- jij zou hebben gedacht
- hij/zij/het zou hebben gedacht
- wij zouden hebben gedacht
- jullie zouden hebben gedacht
- zij zouden hebben gedacht
Condizionale passato
- io avrei pensato
- tu avresti pensato
- lui/lei/Lei avrebbe pensato
- noi avremmo pensato
- voi/Voi avreste pensato
- loro/Loro avrebbero pensato
Imperatief
- jij denk
- jullie denkt
Imperativo
- tu pensa
- voi/Voi pensate