Vervoeging van deren

Vertaling: nuire

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het deert
  • zij deren

Présent

  • il/elle nuit
  • ils/elles nuisent

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het deerde
  • zij deerden

Indicatif imparfait

  • il/elle nuisait
  • ils/elles nuisaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gedeerd
  • zij hebben gedeerd

Indicatif passé composé

  • il/elle a nui
  • ils/elles ont nui

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gedeerd
  • zij hadden gedeerd

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait nui
  • ils/elles avaient nui

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal deren
  • zij zult deren

Indicatif futur

  • il/elle nuira
  • ils/elles nuiront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gedeerd hebben
  • zij zult gedeerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura nui
  • ils/elles auront nui

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal deren
  • zij zullen deren

Conditionnel présent

  • il/elle nuirait
  • ils/elles nuiraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gedeerd
  • zij zullen hebben gedeerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait nui
  • ils/elles auraient nui

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van deren