Vervoeging van dichten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dicht
- jij dicht
- hij/zij/het dicht
- wij dichten
- jullie dichten
- zij dichten
Indicativo presente
- yo obturo
- tú obturas
- él/ella obtura
- nosotros obturamos
- vosotros obturáis
- ellos/ellas obturan
Onvoltooid verleden tijd
- ik dichtte
- jij dichtte
- hij/zij/het dichtte
- wij dichtten
- jullie dichtten
- zij dichtten
Indefinido
- yo obturé
- tú obturaste
- él/ella obturó
- nosotros obturamos
- vosotros obturasteis
- ellos/ellas obturaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedicht
- jij hebt gedicht
- hij/zij/het heeft gedicht
- wij hebben gedicht
- jullie hebben gedicht
- zij hebben gedicht
Pretérito perfecto compuesto
- yo he obturado
- tú has obturado
- él/ella ha obturado
- nosotros hemos obturado
- vosotros habéis obturado
- ellos/ellas han obturado
Voltooid verleden tijd
- ik had gedicht
- jij had gedicht
- hij/zij/het had gedicht
- wij hadden gedicht
- jullie hadden gedicht
- zij hadden gedicht
Pluscuamperfecto
- yo había obturado
- tú habías obturado
- él/ella había obturado
- nosotros habíamos obturado
- vosotros habíais obturado
- ellos/ellas habían obturado
Toekomende tijd I
- ik zal dichten
- jij zult dichten
- hij/zij/het zal dichten
- wij zullen dichten
- jullie zullen dichten
- zij zullen dichten
Futuro I
- yo obturaré
- tú obturarás
- él/ella obturará
- nosotros obturaremos
- vosotros obturaréis
- ellos/ellas obturarán
Toekomende tijd II
- ik zal gedicht hebben
- jij zult gedicht hebben
- hij/zij/het zal gedicht hebben
- wij zullen gedicht hebben
- jullie zullen gedicht hebben
- zij zullen gedicht hebben
Futuro perfecto
- yo habré obturado
- tú habrás obturado
- él/ella habrá obturado
- nosotros habremos obturado
- vosotros habréis obturado
- ellos/ellas habrán obturado
Conditionalis I
- ik zou dichten
- jij zou dichten
- hij/zij/het zou dichten
- wij zouden dichten
- jullie zouden dichten
- zij zouden dichten
Condicional
- yo obturaría
- tú obturarías
- él/ella obturaría
- nosotros obturaríamos
- vosotros obturaríais
- ellos/ellas obturarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gedicht
- jij zou hebben gedicht
- hij/zij/het zou hebben gedicht
- wij zouden hebben gedicht
- jullie zouden hebben gedicht
- zij zouden hebben gedicht
Condicional perfecto
- yo habría obturado
- tú habrías obturado
- él/ella habría obturado
- nosotros habríamos obturado
- vosotros habríais obturado
- ellos/ellas habrían obturado
Imperatief
- jij dicht
- jullie dicht
Imperativo presente
- tú obtura
- vosotros obturad