Vervoeging van dienstweigeren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik weiger dienst
- jij weigert dienst
- hij/zij/het weigert dienst
- wij weigeren dienst
- jullie weigeren dienst
- zij weigeren dienst
Onvoltooid verleden tijd
- ik weigerde dienst
- jij weigerde dienst
- hij/zij/het weigerde dienst
- wij weigerden dienst
- jullie weigerden dienst
- zij weigerden dienst
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb dienstgeweigerd
- jij hebt dienstgeweigerd
- hij/zij/het heeft dienstgeweigerd
- wij hebben dienstgeweigerd
- jullie hebben dienstgeweigerd
- zij hebben dienstgeweigerd
Voltooid verleden tijd
- ik had dienstgeweigerd
- jij had dienstgeweigerd
- hij/zij/het had dienstgeweigerd
- wij hadden dienstgeweigerd
- jullie hadden dienstgeweigerd
- zij hadden dienstgeweigerd
Toekomende tijd I
- ik zal dienstweigeren
- jij zult dienstweigeren
- hij/zij/het zal dienstweigeren
- wij zullen dienstweigeren
- jullie zullen dienstweigeren
- zij zullen dienstweigeren
Toekomende tijd II
- ik zal dienstgeweigerd hebben
- jij zult dienstgeweigerd hebben
- hij/zij/het zal dienstgeweigerd hebben
- wij zullen dienstgeweigerd hebben
- jullie zullen dienstgeweigerd hebben
- zij zullen dienstgeweigerd hebben
Conditionalis I
- ik zou dienstweigeren
- jij zou dienstweigeren
- hij/zij/het zou dienstweigeren
- wij zouden dienstweigeren
- jullie zouden dienstweigeren
- zij zouden dienstweigeren
Conditionalis II
- ik zou hebben dienstgeweigerd
- jij zou hebben dienstgeweigerd
- hij/zij/het zou hebben dienstgeweigerd
- wij zouden hebben dienstgeweigerd
- jullie zouden hebben dienstgeweigerd
- zij zouden hebben dienstgeweigerd
Imperatief
- jij weiger dienst
- jullie weigert dienst