Vervoeging van dollen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik dol
    • jij dolt
    • hij/zij/het dolt
    • wij dollen
    • jullie dollen
    • zij dollen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dolde
    • jij dolde
    • hij/zij/het dolde
    • wij dolden
    • jullie dolden
    • zij dolden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedold
    • jij hebt gedold
    • hij/zij/het heeft gedold
    • wij hebben gedold
    • jullie hebben gedold
    • zij hebben gedold
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedold
    • jij had gedold
    • hij/zij/het had gedold
    • wij hadden gedold
    • jullie hadden gedold
    • zij hadden gedold
  • Toekomende tijd I

    • ik zal dollen
    • jij zult dollen
    • hij/zij/het zal dollen
    • wij zullen dollen
    • jullie zullen dollen
    • zij zullen dollen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedold hebben
    • jij zult gedold hebben
    • hij/zij/het zal gedold hebben
    • wij zullen gedold hebben
    • jullie zullen gedold hebben
    • zij zullen gedold hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou dollen
    • jij zou dollen
    • hij/zij/het zou dollen
    • wij zouden dollen
    • jullie zouden dollen
    • zij zouden dollen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedold
    • jij zou hebben gedold
    • hij/zij/het zou hebben gedold
    • wij zouden hebben gedold
    • jullie zouden hebben gedold
    • zij zouden hebben gedold
  • Imperatief

    • jij dol
    • jullie dolt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van dollen