Vervoeging van domesticeren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik domesticeer
- jij domesticeert
- hij/zij/het domesticeert
- wij domesticeren
- jullie domesticeren
- zij domesticeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik domesticeerde
- jij domesticeerde
- hij/zij/het domesticeerde
- wij domesticeerden
- jullie domesticeerden
- zij domesticeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedomesticeerd
- jij hebt gedomesticeerd
- hij/zij/het heeft gedomesticeerd
- wij hebben gedomesticeerd
- jullie hebben gedomesticeerd
- zij hebben gedomesticeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gedomesticeerd
- jij had gedomesticeerd
- hij/zij/het had gedomesticeerd
- wij hadden gedomesticeerd
- jullie hadden gedomesticeerd
- zij hadden gedomesticeerd
Toekomende tijd I
- ik zal domesticeren
- jij zult domesticeren
- hij/zij/het zal domesticeren
- wij zullen domesticeren
- jullie zullen domesticeren
- zij zullen domesticeren
Toekomende tijd II
- ik zal gedomesticeerd hebben
- jij zult gedomesticeerd hebben
- hij/zij/het zal gedomesticeerd hebben
- wij zullen gedomesticeerd hebben
- jullie zullen gedomesticeerd hebben
- zij zullen gedomesticeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou domesticeren
- jij zou domesticeren
- hij/zij/het zou domesticeren
- wij zouden domesticeren
- jullie zouden domesticeren
- zij zouden domesticeren
Conditionalis II
- ik zou hebben gedomesticeerd
- jij zou hebben gedomesticeerd
- hij/zij/het zou hebben gedomesticeerd
- wij zouden hebben gedomesticeerd
- jullie zouden hebben gedomesticeerd
- zij zouden hebben gedomesticeerd
Imperatief
- jij domesticeer
- jullie domesticeert