Vervoeging van doodverklaren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verklaar dood
- jij verklaart dood
- hij/zij/het verklaart dood
- wij verklaren dood
- jullie verklaren dood
- zij verklaren dood
Onvoltooid verleden tijd
- ik verklaarde dood
- jij verklaarde dood
- hij/zij/het verklaarde dood
- wij verklaarden dood
- jullie verklaarden dood
- zij verklaarden dood
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb doodverklaard
- jij hebt doodverklaard
- hij/zij/het heeft doodverklaard
- wij hebben doodverklaard
- jullie hebben doodverklaard
- zij hebben doodverklaard
Voltooid verleden tijd
- ik had doodverklaard
- jij had doodverklaard
- hij/zij/het had doodverklaard
- wij hadden doodverklaard
- jullie hadden doodverklaard
- zij hadden doodverklaard
Toekomende tijd I
- ik zal doodverklaren
- jij zult doodverklaren
- hij/zij/het zal doodverklaren
- wij zullen doodverklaren
- jullie zullen doodverklaren
- zij zullen doodverklaren
Toekomende tijd II
- ik zal doodverklaard hebben
- jij zult doodverklaard hebben
- hij/zij/het zal doodverklaard hebben
- wij zullen doodverklaard hebben
- jullie zullen doodverklaard hebben
- zij zullen doodverklaard hebben
Conditionalis I
- ik zou doodverklaren
- jij zou doodverklaren
- hij/zij/het zou doodverklaren
- wij zouden doodverklaren
- jullie zouden doodverklaren
- zij zouden doodverklaren
Conditionalis II
- ik zou hebben doodverklaard
- jij zou hebben doodverklaard
- hij/zij/het zou hebben doodverklaard
- wij zouden hebben doodverklaard
- jullie zouden hebben doodverklaard
- zij zouden hebben doodverklaard
Imperatief
- jij verklaar dood
- jullie verklaart dood