Vervoeging van dooien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik dooi
    • jij dooit
    • hij/zij/het dooit
    • wij dooien
    • jullie dooien
    • zij dooien
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dooide
    • jij dooide
    • hij/zij/het dooide
    • wij dooiden
    • jullie dooiden
    • zij dooiden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedooid
    • jij hebt gedooid
    • hij/zij/het heeft gedooid
    • wij hebben gedooid
    • jullie hebben gedooid
    • zij hebben gedooid
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedooid
    • jij had gedooid
    • hij/zij/het had gedooid
    • wij hadden gedooid
    • jullie hadden gedooid
    • zij hadden gedooid
  • Toekomende tijd I

    • ik zal dooien
    • jij zult dooien
    • hij/zij/het zal dooien
    • wij zullen dooien
    • jullie zullen dooien
    • zij zullen dooien
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedooid hebben
    • jij zult gedooid hebben
    • hij/zij/het zal gedooid hebben
    • wij zullen gedooid hebben
    • jullie zullen gedooid hebben
    • zij zullen gedooid hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou dooien
    • jij zou dooien
    • hij/zij/het zou dooien
    • wij zouden dooien
    • jullie zouden dooien
    • zij zouden dooien
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedooid
    • jij zou hebben gedooid
    • hij/zij/het zou hebben gedooid
    • wij zouden hebben gedooid
    • jullie zouden hebben gedooid
    • zij zouden hebben gedooid