Vervoeging van doorslijten

Onbepaalde wijs (infinitief): doorslijten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het slijt door
    • zij slijten door
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het sleet door
    • zij sleten door
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft doorgesleten
    • zij hebben doorgesleten
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had doorgesleten
    • zij hadden doorgesleten
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal doorslijten
    • zij zult doorslijten
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal doorgesleten hebben
    • zij zult doorgesleten hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal doorslijten
    • zij zullen doorslijten
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben doorgesleten
    • zij zullen hebben doorgesleten