Vervoeging van doorslikken
Onbepaalde wijs (infinitief): doorslikken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik slik door
- jij slikt door
- hij/zij/het slikt door
- wij slikken door
- jullie slikken door
- zij slikken door
Indicativo presente
- yo trago
- tú tragas
- él/ella traga
- nosotros tragamos
- vosotros tragáis
- ellos/ellas tragan
Onvoltooid verleden tijd
- ik slikte door
- jij slikte door
- hij/zij/het slikte door
- wij slikten door
- jullie slikten door
- zij slikten door
Indefinido
- yo tragué
- tú tragaste
- él/ella tragó
- nosotros tragamos
- vosotros tragasteis
- ellos/ellas tragaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb doorgeslikt
- jij hebt doorgeslikt
- hij/zij/het heeft doorgeslikt
- wij hebben doorgeslikt
- jullie hebben doorgeslikt
- zij hebben doorgeslikt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he tragado
- tú has tragado
- él/ella ha tragado
- nosotros hemos tragado
- vosotros habéis tragado
- ellos/ellas han tragado
Voltooid verleden tijd
- ik had doorgeslikt
- jij had doorgeslikt
- hij/zij/het had doorgeslikt
- wij hadden doorgeslikt
- jullie hadden doorgeslikt
- zij hadden doorgeslikt
Pluscuamperfecto
- yo había tragado
- tú habías tragado
- él/ella había tragado
- nosotros habíamos tragado
- vosotros habíais tragado
- ellos/ellas habían tragado
Toekomende tijd I
- ik zal doorslikken
- jij zult doorslikken
- hij/zij/het zal doorslikken
- wij zullen doorslikken
- jullie zullen doorslikken
- zij zullen doorslikken
Futuro I
- yo tragaré
- tú tragarás
- él/ella tragará
- nosotros tragaremos
- vosotros tragaréis
- ellos/ellas tragarán
Toekomende tijd II
- ik zal doorgeslikt hebben
- jij zult doorgeslikt hebben
- hij/zij/het zal doorgeslikt hebben
- wij zullen doorgeslikt hebben
- jullie zullen doorgeslikt hebben
- zij zullen doorgeslikt hebben
Futuro perfecto
- yo habré tragado
- tú habrás tragado
- él/ella habrá tragado
- nosotros habremos tragado
- vosotros habréis tragado
- ellos/ellas habrán tragado
Conditionalis I
- ik zou doorslikken
- jij zou doorslikken
- hij/zij/het zou doorslikken
- wij zouden doorslikken
- jullie zouden doorslikken
- zij zouden doorslikken
Condicional
- yo tragaría
- tú tragarías
- él/ella tragaría
- nosotros tragaríamos
- vosotros tragaríais
- ellos/ellas tragarían
Conditionalis II
- ik zou hebben doorgeslikt
- jij zou hebben doorgeslikt
- hij/zij/het zou hebben doorgeslikt
- wij zouden hebben doorgeslikt
- jullie zouden hebben doorgeslikt
- zij zouden hebben doorgeslikt
Condicional perfecto
- yo habría tragado
- tú habrías tragado
- él/ella habría tragado
- nosotros habríamos tragado
- vosotros habríais tragado
- ellos/ellas habrían tragado
Imperatief
- jij slik door
- jullie slikt door
Imperativo presente
- tú traga
- vosotros tragad