Vervoeging van doorstromen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het doorstroomt
- zij doorstromen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het doorstroomde
- zij doorstroomden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft doorstroomd
- zij hebben doorstroomd
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had doorstroomd
- zij hadden doorstroomd
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal doorstromen
- zij zult doorstromen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal doorstroomd hebben
- zij zult doorstroomd hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal doorstromen
- zij zullen doorstromen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben doorstroomd
- zij zullen hebben doorstroomd