Vervoeging van doortochten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het tocht door
- zij tochten door
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het tochtte door
- zij tochtten door
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft doorgetocht
- zij hebben doorgetocht
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had doorgetocht
- zij hadden doorgetocht
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal doortochten
- zij zult doortochten
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal doorgetocht hebben
- zij zult doorgetocht hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal doortochten
- zij zullen doortochten
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben doorgetocht
- zij zullen hebben doorgetocht