Vervoeging van doorzagen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zaag door
    • jij zaagt door
    • hij/zij/het zaagt door
    • wij zagen door
    • jullie zagen door
    • zij zagen door
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zaagde door
    • jij zaagde door
    • hij/zij/het zaagde door
    • wij zaagden door
    • jullie zaagden door
    • zij zaagden door
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb doorgezaagd
    • jij hebt doorgezaagd
    • hij/zij/het heeft doorgezaagd
    • wij hebben doorgezaagd
    • jullie hebben doorgezaagd
    • zij hebben doorgezaagd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had doorgezaagd
    • jij had doorgezaagd
    • hij/zij/het had doorgezaagd
    • wij hadden doorgezaagd
    • jullie hadden doorgezaagd
    • zij hadden doorgezaagd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal doorzagen
    • jij zult doorzagen
    • hij/zij/het zal doorzagen
    • wij zullen doorzagen
    • jullie zullen doorzagen
    • zij zullen doorzagen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal doorgezaagd hebben
    • jij zult doorgezaagd hebben
    • hij/zij/het zal doorgezaagd hebben
    • wij zullen doorgezaagd hebben
    • jullie zullen doorgezaagd hebben
    • zij zullen doorgezaagd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou doorzagen
    • jij zou doorzagen
    • hij/zij/het zou doorzagen
    • wij zouden doorzagen
    • jullie zouden doorzagen
    • zij zouden doorzagen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben doorgezaagd
    • jij zou hebben doorgezaagd
    • hij/zij/het zou hebben doorgezaagd
    • wij zouden hebben doorgezaagd
    • jullie zouden hebben doorgezaagd
    • zij zouden hebben doorgezaagd
  • Imperatief

    • jij zaag door
    • jullie zaagt door

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van doorzagen