Vervoeging van droogvallen

Onbepaalde wijs (infinitief): droogvallen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het valt droog
  • zij vallen droog

Präsens Indikativ

  • er/sie/es trocknet aus
  • sie trocknen aus

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het viel droog
  • zij vielen droog

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es trocknete aus
  • sie trockneten aus

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is drooggevallen
  • zij zijn drooggevallen

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat ausgetrocknet
  • sie haben ausgetrocknet

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was drooggevallen
  • zij waren drooggevallen

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte ausgetrocknet
  • sie hatten ausgetrocknet

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal droogvallen
  • zij zult droogvallen

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird austrocknen
  • sie werden austrocknen

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal drooggevallen zijn
  • zij zult drooggevallen zijn

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird ausgetrocknet haben
  • sie werden ausgetrocknet haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal droogvallen
  • zij zullen droogvallen

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde austrocknen
  • sie würden austrocknen

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn drooggevallen
  • zij zullen zijn drooggevallen

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde ausgetrocknet haben
  • sie würden ausgetrocknet haben

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van droogvallen