Vervoeging van duren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het duurt
    • zij duren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het duurde
    • zij duurden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft geduurd
    • zij hebben geduurd
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had geduurd
    • zij hadden geduurd
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal duren
    • zij zult duren
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal geduurd hebben
    • zij zult geduurd hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal duren
    • zij zullen duren
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben geduurd
    • zij zullen hebben geduurd

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van duren