Vervoeging van durven
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik durf
- jij durft
- hij/zij/het durft
- wij durven
- jullie durven
- zij durven
Presente
- io oso
- tu osi
- lui/lei/Lei osa
- noi osiamo
- voi/Voi osate
- loro/Loro osano
Onvoltooid verleden tijd
- ik durfde
- jij durfde
- hij/zij/het durfde
- wij durfden
- jullie durfden
- zij durfden
Imperfetto
- io osavo
- tu osavi
- lui/lei/Lei osava
- noi osavamo
- voi/Voi osavate
- loro/Loro osavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedurfd
- jij hebt gedurfd
- hij/zij/het heeft gedurfd
- wij hebben gedurfd
- jullie hebben gedurfd
- zij hebben gedurfd
Passato prossimo
- io ho osato
- tu hai osato
- lui/lei/Lei ha osato
- noi abbiamo osato
- voi/Voi avete osato
- loro/Loro hanno osato
Voltooid verleden tijd
- ik had gedurfd
- jij had gedurfd
- hij/zij/het had gedurfd
- wij hadden gedurfd
- jullie hadden gedurfd
- zij hadden gedurfd
Trapassato prossimo
- io avevo osato
- tu avevi osato
- lui/lei/Lei aveva osato
- noi avevamo osato
- voi/Voi avevate osato
- loro/Loro avevano osato
Toekomende tijd I
- ik zal durven
- jij zult durven
- hij/zij/het zal durven
- wij zullen durven
- jullie zullen durven
- zij zullen durven
Futuro semplice
- io oserò
- tu oserai
- lui/lei/Lei oserà
- noi oseremo
- voi/Voi oserete
- loro/Loro oseranno
Toekomende tijd II
- ik zal gedurfd hebben
- jij zult gedurfd hebben
- hij/zij/het zal gedurfd hebben
- wij zullen gedurfd hebben
- jullie zullen gedurfd hebben
- zij zullen gedurfd hebben
Futuro anteriore
- io avrò osato
- tu avrai osato
- lui/lei/Lei avrà osato
- noi avremo osato
- voi/Voi avrete osato
- loro/Loro avranno osato
Conditionalis I
- ik zou durven
- jij zou durven
- hij/zij/het zou durven
- wij zouden durven
- jullie zouden durven
- zij zouden durven
Condizionale presente
- io oserei
- tu oseresti
- lui/lei/Lei oserebbe
- noi oseremmo
- voi/Voi osereste
- loro/Loro oserebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gedurfd
- jij zou hebben gedurfd
- hij/zij/het zou hebben gedurfd
- wij zouden hebben gedurfd
- jullie zouden hebben gedurfd
- zij zouden hebben gedurfd
Condizionale passato
- io avrei osato
- tu avresti osato
- lui/lei/Lei avrebbe osato
- noi avremmo osato
- voi/Voi avreste osato
- loro/Loro avrebbero osato
Imperatief
- jij durf
- jullie durft
Imperativo
- tu osa
- voi/Voi osate