Vervoeging van endosseren

Onbepaalde wijs (infinitief): endosseren

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik endosseer
  • jij endosseert
  • hij/zij/het endosseert
  • wij endosseren
  • jullie endosseren
  • zij endosseren

Indicativo presente

  • yo giro
  • giras
  • él/ella gira
  • nosotros giramos
  • vosotros giráis
  • ellos/ellas giran

Onvoltooid verleden tijd

  • ik endosseerde
  • jij endosseerde
  • hij/zij/het endosseerde
  • wij endosseerden
  • jullie endosseerden
  • zij endosseerden

Indefinido

  • yo giré
  • giraste
  • él/ella giró
  • nosotros giramos
  • vosotros girasteis
  • ellos/ellas giraron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geëndosseerd
  • jij hebt geëndosseerd
  • hij/zij/het heeft geëndosseerd
  • wij hebben geëndosseerd
  • jullie hebben geëndosseerd
  • zij hebben geëndosseerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he girado
  • has girado
  • él/ella ha girado
  • nosotros hemos girado
  • vosotros habéis girado
  • ellos/ellas han girado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geëndosseerd
  • jij had geëndosseerd
  • hij/zij/het had geëndosseerd
  • wij hadden geëndosseerd
  • jullie hadden geëndosseerd
  • zij hadden geëndosseerd

Pluscuamperfecto

  • yo había girado
  • habías girado
  • él/ella había girado
  • nosotros habíamos girado
  • vosotros habíais girado
  • ellos/ellas habían girado

Toekomende tijd I

  • ik zal endosseren
  • jij zult endosseren
  • hij/zij/het zal endosseren
  • wij zullen endosseren
  • jullie zullen endosseren
  • zij zullen endosseren

Futuro I

  • yo giraré
  • girarás
  • él/ella girará
  • nosotros giraremos
  • vosotros giraréis
  • ellos/ellas girarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geëndosseerd hebben
  • jij zult geëndosseerd hebben
  • hij/zij/het zal geëndosseerd hebben
  • wij zullen geëndosseerd hebben
  • jullie zullen geëndosseerd hebben
  • zij zullen geëndosseerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré girado
  • habrás girado
  • él/ella habrá girado
  • nosotros habremos girado
  • vosotros habréis girado
  • ellos/ellas habrán girado

Conditionalis I

  • ik zou endosseren
  • jij zou endosseren
  • hij/zij/het zou endosseren
  • wij zouden endosseren
  • jullie zouden endosseren
  • zij zouden endosseren

Condicional

  • yo giraría
  • girarías
  • él/ella giraría
  • nosotros giraríamos
  • vosotros giraríais
  • ellos/ellas girarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geëndosseerd
  • jij zou hebben geëndosseerd
  • hij/zij/het zou hebben geëndosseerd
  • wij zouden hebben geëndosseerd
  • jullie zouden hebben geëndosseerd
  • zij zouden hebben geëndosseerd

Condicional perfecto

  • yo habría girado
  • habrías girado
  • él/ella habría girado
  • nosotros habríamos girado
  • vosotros habríais girado
  • ellos/ellas habrían girado

Imperatief

  • jij endosseer
  • jullie endosseert

Imperativo presente

  • gira
  • vosotros girad