Vervoeging van excommuniceren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik excommuniceer
- jij excommuniceert
- hij/zij/het excommuniceert
- wij excommuniceren
- jullie excommuniceren
- zij excommuniceren
Onvoltooid verleden tijd
- ik excommuniceerde
- jij excommuniceerde
- hij/zij/het excommuniceerde
- wij excommuniceerden
- jullie excommuniceerden
- zij excommuniceerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëxcommuniceerd
- jij hebt geëxcommuniceerd
- hij/zij/het heeft geëxcommuniceerd
- wij hebben geëxcommuniceerd
- jullie hebben geëxcommuniceerd
- zij hebben geëxcommuniceerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geëxcommuniceerd
- jij had geëxcommuniceerd
- hij/zij/het had geëxcommuniceerd
- wij hadden geëxcommuniceerd
- jullie hadden geëxcommuniceerd
- zij hadden geëxcommuniceerd
Toekomende tijd I
- ik zal excommuniceren
- jij zult excommuniceren
- hij/zij/het zal excommuniceren
- wij zullen excommuniceren
- jullie zullen excommuniceren
- zij zullen excommuniceren
Toekomende tijd II
- ik zal geëxcommuniceerd hebben
- jij zult geëxcommuniceerd hebben
- hij/zij/het zal geëxcommuniceerd hebben
- wij zullen geëxcommuniceerd hebben
- jullie zullen geëxcommuniceerd hebben
- zij zullen geëxcommuniceerd hebben
Conditionalis I
- ik zou excommuniceren
- jij zou excommuniceren
- hij/zij/het zou excommuniceren
- wij zouden excommuniceren
- jullie zouden excommuniceren
- zij zouden excommuniceren
Conditionalis II
- ik zou hebben geëxcommuniceerd
- jij zou hebben geëxcommuniceerd
- hij/zij/het zou hebben geëxcommuniceerd
- wij zouden hebben geëxcommuniceerd
- jullie zouden hebben geëxcommuniceerd
- zij zouden hebben geëxcommuniceerd
Imperatief
- jij excommuniceer
- jullie excommuniceert