Vervoeging van ezelen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ezel
- jij ezelt
- hij/zij/het ezelt
- wij ezelen
- jullie ezelen
- zij ezelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik ezelde
- jij ezelde
- hij/zij/het ezelde
- wij ezelden
- jullie ezelden
- zij ezelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëzeld
- jij hebt geëzeld
- hij/zij/het heeft geëzeld
- wij hebben geëzeld
- jullie hebben geëzeld
- zij hebben geëzeld
Voltooid verleden tijd
- ik had geëzeld
- jij had geëzeld
- hij/zij/het had geëzeld
- wij hadden geëzeld
- jullie hadden geëzeld
- zij hadden geëzeld
Toekomende tijd I
- ik zal ezelen
- jij zult ezelen
- hij/zij/het zal ezelen
- wij zullen ezelen
- jullie zullen ezelen
- zij zullen ezelen
Toekomende tijd II
- ik zal geëzeld hebben
- jij zult geëzeld hebben
- hij/zij/het zal geëzeld hebben
- wij zullen geëzeld hebben
- jullie zullen geëzeld hebben
- zij zullen geëzeld hebben
Conditionalis I
- ik zou ezelen
- jij zou ezelen
- hij/zij/het zou ezelen
- wij zouden ezelen
- jullie zouden ezelen
- zij zouden ezelen
Conditionalis II
- ik zou hebben geëzeld
- jij zou hebben geëzeld
- hij/zij/het zou hebben geëzeld
- wij zouden hebben geëzeld
- jullie zouden hebben geëzeld
- zij zouden hebben geëzeld
Imperatief
- jij ezel
- jullie ezelt