Vervoeging van feliciteren
Onbepaalde wijs (infinitief): feliciteren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik feliciteer
- jij feliciteert
- hij/zij/het feliciteert
- wij feliciteren
- jullie feliciteren
- zij feliciteren
Présent
- je félicite
- tu félicites
- il/elle félicite
- nous félicitons
- vous félicitez
- ils/elles félicitent
Onvoltooid verleden tijd
- ik feliciteerde
- jij feliciteerde
- hij/zij/het feliciteerde
- wij feliciteerden
- jullie feliciteerden
- zij feliciteerden
Indicatif imparfait
- je félicitais
- tu félicitais
- il/elle félicitait
- nous félicitions
- vous félicitiez
- ils/elles félicitaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefeliciteerd
- jij hebt gefeliciteerd
- hij/zij/het heeft gefeliciteerd
- wij hebben gefeliciteerd
- jullie hebben gefeliciteerd
- zij hebben gefeliciteerd
Indicatif passé composé
- j'ai félicité
- tu as félicité
- il/elle a félicité
- nous avons félicité
- vous avez félicité
- ils/elles ont félicité
Voltooid verleden tijd
- ik had gefeliciteerd
- jij had gefeliciteerd
- hij/zij/het had gefeliciteerd
- wij hadden gefeliciteerd
- jullie hadden gefeliciteerd
- zij hadden gefeliciteerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais félicité
- tu avais félicité
- il/elle avait félicité
- nous avions félicité
- vous aviez félicité
- ils/elles avaient félicité
Toekomende tijd I
- ik zal feliciteren
- jij zult feliciteren
- hij/zij/het zal feliciteren
- wij zullen feliciteren
- jullie zullen feliciteren
- zij zullen feliciteren
Indicatif futur
- je féliciterai
- tu féliciteras
- il/elle félicitera
- nous féliciterons
- vous féliciterez
- ils/elles féliciteront
Toekomende tijd II
- ik zal gefeliciteerd hebben
- jij zult gefeliciteerd hebben
- hij/zij/het zal gefeliciteerd hebben
- wij zullen gefeliciteerd hebben
- jullie zullen gefeliciteerd hebben
- zij zullen gefeliciteerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai félicité
- tu auras félicité
- il/elle aura félicité
- nous aurons félicité
- vous aurez félicité
- ils/elles auront félicité
Conditionalis I
- ik zou feliciteren
- jij zou feliciteren
- hij/zij/het zou feliciteren
- wij zouden feliciteren
- jullie zouden feliciteren
- zij zouden feliciteren
Conditionnel présent
- je féliciterais
- tu féliciterais
- il/elle féliciterait
- nous féliciterions
- vous féliciteriez
- ils/elles féliciteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gefeliciteerd
- jij zou hebben gefeliciteerd
- hij/zij/het zou hebben gefeliciteerd
- wij zouden hebben gefeliciteerd
- jullie zouden hebben gefeliciteerd
- zij zouden hebben gefeliciteerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais félicité
- tu aurais félicité
- il/elle aurait félicité
- nous aurions félicité
- vous auriez félicité
- ils/elles auraient félicité
Imperatief
- jij feliciteer
- jullie feliciteert
Impératif
- tu félicite
- vous félicitez