Vervoeging van feliciteren
Onbepaalde wijs (infinitief): feliciteren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik feliciteer
- jij feliciteert
- hij/zij/het feliciteert
- wij feliciteren
- jullie feliciteren
- zij feliciteren
Presente
- io felicito
- tu feliciti
- lui/lei/Lei felicita
- noi felicitiamo
- voi/Voi felicitate
- loro/Loro felicitano
Onvoltooid verleden tijd
- ik feliciteerde
- jij feliciteerde
- hij/zij/het feliciteerde
- wij feliciteerden
- jullie feliciteerden
- zij feliciteerden
Imperfetto
- io felicitavo
- tu felicitavi
- lui/lei/Lei felicitava
- noi felicitavamo
- voi/Voi felicitavate
- loro/Loro felicitavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefeliciteerd
- jij hebt gefeliciteerd
- hij/zij/het heeft gefeliciteerd
- wij hebben gefeliciteerd
- jullie hebben gefeliciteerd
- zij hebben gefeliciteerd
Passato prossimo
- io ho felicitato
- tu hai felicitato
- lui/lei/Lei ha felicitato
- noi abbiamo felicitato
- voi/Voi avete felicitato
- loro/Loro hanno felicitato
Voltooid verleden tijd
- ik had gefeliciteerd
- jij had gefeliciteerd
- hij/zij/het had gefeliciteerd
- wij hadden gefeliciteerd
- jullie hadden gefeliciteerd
- zij hadden gefeliciteerd
Trapassato prossimo
- io avevo felicitato
- tu avevi felicitato
- lui/lei/Lei aveva felicitato
- noi avevamo felicitato
- voi/Voi avevate felicitato
- loro/Loro avevano felicitato
Toekomende tijd I
- ik zal feliciteren
- jij zult feliciteren
- hij/zij/het zal feliciteren
- wij zullen feliciteren
- jullie zullen feliciteren
- zij zullen feliciteren
Futuro semplice
- io feliciterò
- tu feliciterai
- lui/lei/Lei feliciterà
- noi feliciteremo
- voi/Voi feliciterete
- loro/Loro feliciteranno
Toekomende tijd II
- ik zal gefeliciteerd hebben
- jij zult gefeliciteerd hebben
- hij/zij/het zal gefeliciteerd hebben
- wij zullen gefeliciteerd hebben
- jullie zullen gefeliciteerd hebben
- zij zullen gefeliciteerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò felicitato
- tu avrai felicitato
- lui/lei/Lei avrà felicitato
- noi avremo felicitato
- voi/Voi avrete felicitato
- loro/Loro avranno felicitato
Conditionalis I
- ik zou feliciteren
- jij zou feliciteren
- hij/zij/het zou feliciteren
- wij zouden feliciteren
- jullie zouden feliciteren
- zij zouden feliciteren
Condizionale presente
- io feliciterei
- tu feliciteresti
- lui/lei/Lei feliciterebbe
- noi feliciteremmo
- voi/Voi felicitereste
- loro/Loro feliciterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gefeliciteerd
- jij zou hebben gefeliciteerd
- hij/zij/het zou hebben gefeliciteerd
- wij zouden hebben gefeliciteerd
- jullie zouden hebben gefeliciteerd
- zij zouden hebben gefeliciteerd
Condizionale passato
- io avrei felicitato
- tu avresti felicitato
- lui/lei/Lei avrebbe felicitato
- noi avremmo felicitato
- voi/Voi avreste felicitato
- loro/Loro avrebbero felicitato
Imperatief
- jij feliciteer
- jullie feliciteert
Imperativo
- tu felicita
- voi/Voi felicitate