Vervoeging van filosoferen

Onbepaalde wijs (infinitief): filosoferen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik filosofeer
    • jij filosofeert
    • hij/zij/het filosofeert
    • wij filosoferen
    • jullie filosoferen
    • zij filosoferen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik filosofeerde
    • jij filosofeerde
    • hij/zij/het filosofeerde
    • wij filosofeerden
    • jullie filosofeerden
    • zij filosofeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gefilosofeerd
    • jij hebt gefilosofeerd
    • hij/zij/het heeft gefilosofeerd
    • wij hebben gefilosofeerd
    • jullie hebben gefilosofeerd
    • zij hebben gefilosofeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gefilosofeerd
    • jij had gefilosofeerd
    • hij/zij/het had gefilosofeerd
    • wij hadden gefilosofeerd
    • jullie hadden gefilosofeerd
    • zij hadden gefilosofeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal filosoferen
    • jij zult filosoferen
    • hij/zij/het zal filosoferen
    • wij zullen filosoferen
    • jullie zullen filosoferen
    • zij zullen filosoferen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gefilosofeerd hebben
    • jij zult gefilosofeerd hebben
    • hij/zij/het zal gefilosofeerd hebben
    • wij zullen gefilosofeerd hebben
    • jullie zullen gefilosofeerd hebben
    • zij zullen gefilosofeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou filosoferen
    • jij zou filosoferen
    • hij/zij/het zou filosoferen
    • wij zouden filosoferen
    • jullie zouden filosoferen
    • zij zouden filosoferen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gefilosofeerd
    • jij zou hebben gefilosofeerd
    • hij/zij/het zou hebben gefilosofeerd
    • wij zouden hebben gefilosofeerd
    • jullie zouden hebben gefilosofeerd
    • zij zouden hebben gefilosofeerd
  • Imperatief

    • jij filosofeer
    • jullie filosofeert