Vervoeging van flankeren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik flankeer
- jij flankeert
- hij/zij/het flankeert
- wij flankeren
- jullie flankeren
- zij flankeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik flankeerde
- jij flankeerde
- hij/zij/het flankeerde
- wij flankeerden
- jullie flankeerden
- zij flankeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geflankeerd
- jij hebt geflankeerd
- hij/zij/het heeft geflankeerd
- wij hebben geflankeerd
- jullie hebben geflankeerd
- zij hebben geflankeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geflankeerd
- jij had geflankeerd
- hij/zij/het had geflankeerd
- wij hadden geflankeerd
- jullie hadden geflankeerd
- zij hadden geflankeerd
Toekomende tijd I
- ik zal flankeren
- jij zult flankeren
- hij/zij/het zal flankeren
- wij zullen flankeren
- jullie zullen flankeren
- zij zullen flankeren
Toekomende tijd II
- ik zal geflankeerd hebben
- jij zult geflankeerd hebben
- hij/zij/het zal geflankeerd hebben
- wij zullen geflankeerd hebben
- jullie zullen geflankeerd hebben
- zij zullen geflankeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou flankeren
- jij zou flankeren
- hij/zij/het zou flankeren
- wij zouden flankeren
- jullie zouden flankeren
- zij zouden flankeren
Conditionalis II
- ik zou hebben geflankeerd
- jij zou hebben geflankeerd
- hij/zij/het zou hebben geflankeerd
- wij zouden hebben geflankeerd
- jullie zouden hebben geflankeerd
- zij zouden hebben geflankeerd
Imperatief
- jij flankeer
- jullie flankeert