Vervoeging van flikken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik flik
    • jij flikt
    • hij/zij/het flikt
    • wij flikken
    • jullie flikken
    • zij flikken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik flikte
    • jij flikte
    • hij/zij/het flikte
    • wij flikten
    • jullie flikten
    • zij flikten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geflikt
    • jij hebt geflikt
    • hij/zij/het heeft geflikt
    • wij hebben geflikt
    • jullie hebben geflikt
    • zij hebben geflikt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geflikt
    • jij had geflikt
    • hij/zij/het had geflikt
    • wij hadden geflikt
    • jullie hadden geflikt
    • zij hadden geflikt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal flikken
    • jij zult flikken
    • hij/zij/het zal flikken
    • wij zullen flikken
    • jullie zullen flikken
    • zij zullen flikken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geflikt hebben
    • jij zult geflikt hebben
    • hij/zij/het zal geflikt hebben
    • wij zullen geflikt hebben
    • jullie zullen geflikt hebben
    • zij zullen geflikt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou flikken
    • jij zou flikken
    • hij/zij/het zou flikken
    • wij zouden flikken
    • jullie zouden flikken
    • zij zouden flikken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geflikt
    • jij zou hebben geflikt
    • hij/zij/het zou hebben geflikt
    • wij zouden hebben geflikt
    • jullie zouden hebben geflikt
    • zij zouden hebben geflikt
  • Imperatief

    • jij flik
    • jullie flikt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van flikken