Vervoeging van flitsen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het flitst

Präsens Indikativ

  • er/sie/es wetterleuchtet

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het flitste

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es wetterleuchtete

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft geflitst

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat gewetterleuchtet

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had geflitst

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte gewetterleuchtet

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal flitsen

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird wetterleuchten

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geflitst hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird gewetterleuchtet haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zou flitsen

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde wetterleuchten

Conditionalis II

  • hij/zij/het zou hebben geflitst

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gewetterleuchtet haben

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van flitsen