Vervoeging van fonduen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik fondue
    • jij fonduut
    • hij/zij/het fonduut
    • wij fonduen
    • jullie fonduen
    • zij fonduen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik fondude
    • jij fondude
    • hij/zij/het fondude
    • wij fonduden
    • jullie fonduden
    • zij fonduden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gefonduud
    • jij hebt gefonduud
    • hij/zij/het heeft gefonduud
    • wij hebben gefonduud
    • jullie hebben gefonduud
    • zij hebben gefonduud
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gefonduud
    • jij had gefonduud
    • hij/zij/het had gefonduud
    • wij hadden gefonduud
    • jullie hadden gefonduud
    • zij hadden gefonduud
  • Toekomende tijd I

    • ik zal fonduen
    • jij zult fonduen
    • hij/zij/het zal fonduen
    • wij zullen fonduen
    • jullie zullen fonduen
    • zij zullen fonduen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gefonduud hebben
    • jij zult gefonduud hebben
    • hij/zij/het zal gefonduud hebben
    • wij zullen gefonduud hebben
    • jullie zullen gefonduud hebben
    • zij zullen gefonduud hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou fonduen
    • jij zou fonduen
    • hij/zij/het zou fonduen
    • wij zouden fonduen
    • jullie zouden fonduen
    • zij zouden fonduen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gefonduud
    • jij zou hebben gefonduud
    • hij/zij/het zou hebben gefonduud
    • wij zouden hebben gefonduud
    • jullie zouden hebben gefonduud
    • zij zouden hebben gefonduud
  • Imperatief

    • jij fondue
    • jullie fonduut

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van fonduen