Vervoeging van frequenteren

Onbepaalde wijs (infinitief): frequenteren

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik frequenteer
    • jij frequenteert
    • hij/zij/het frequenteert
    • wij frequenteren
    • jullie frequenteren
    • zij frequenteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik frequenteerde
    • jij frequenteerde
    • hij/zij/het frequenteerde
    • wij frequenteerden
    • jullie frequenteerden
    • zij frequenteerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gefrequenteerd
    • jij hebt gefrequenteerd
    • hij/zij/het heeft gefrequenteerd
    • wij hebben gefrequenteerd
    • jullie hebben gefrequenteerd
    • zij hebben gefrequenteerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gefrequenteerd
    • jij had gefrequenteerd
    • hij/zij/het had gefrequenteerd
    • wij hadden gefrequenteerd
    • jullie hadden gefrequenteerd
    • zij hadden gefrequenteerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal frequenteren
    • jij zult frequenteren
    • hij/zij/het zal frequenteren
    • wij zullen frequenteren
    • jullie zullen frequenteren
    • zij zullen frequenteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gefrequenteerd hebben
    • jij zult gefrequenteerd hebben
    • hij/zij/het zal gefrequenteerd hebben
    • wij zullen gefrequenteerd hebben
    • jullie zullen gefrequenteerd hebben
    • zij zullen gefrequenteerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou frequenteren
    • jij zou frequenteren
    • hij/zij/het zou frequenteren
    • wij zouden frequenteren
    • jullie zouden frequenteren
    • zij zouden frequenteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gefrequenteerd
    • jij zou hebben gefrequenteerd
    • hij/zij/het zou hebben gefrequenteerd
    • wij zouden hebben gefrequenteerd
    • jullie zouden hebben gefrequenteerd
    • zij zouden hebben gefrequenteerd
  • Imperatief

    • jij frequenteer
    • jullie frequenteert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van frequenteren