Vervoeging van garen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gaar
- jij gaart
- hij/zij/het gaart
- wij garen
- jullie garen
- zij garen
Onvoltooid verleden tijd
- ik gaarde
- jij gaarde
- hij/zij/het gaarde
- wij gaarden
- jullie gaarden
- zij gaarden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegaard
- jij hebt gegaard
- hij/zij/het heeft gegaard
- wij hebben gegaard
- jullie hebben gegaard
- zij hebben gegaard
Voltooid verleden tijd
- ik had gegaard
- jij had gegaard
- hij/zij/het had gegaard
- wij hadden gegaard
- jullie hadden gegaard
- zij hadden gegaard
Toekomende tijd I
- ik zal garen
- jij zult garen
- hij/zij/het zal garen
- wij zullen garen
- jullie zullen garen
- zij zullen garen
Toekomende tijd II
- ik zal gegaard hebben
- jij zult gegaard hebben
- hij/zij/het zal gegaard hebben
- wij zullen gegaard hebben
- jullie zullen gegaard hebben
- zij zullen gegaard hebben
Conditionalis I
- ik zou garen
- jij zou garen
- hij/zij/het zou garen
- wij zouden garen
- jullie zouden garen
- zij zouden garen
Conditionalis II
- ik zou hebben gegaard
- jij zou hebben gegaard
- hij/zij/het zou hebben gegaard
- wij zouden hebben gegaard
- jullie zouden hebben gegaard
- zij zouden hebben gegaard
Imperatief
- jij gaar
- jullie gaart