Vervoeging van gelukwensen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wens geluk
- jij wenst geluk
- hij/zij/het wenst geluk
- wij wensen geluk
- jullie wensen geluk
- zij wensen geluk
Onvoltooid verleden tijd
- ik wenste geluk
- jij wenste geluk
- hij/zij/het wenste geluk
- wij wensten geluk
- jullie wensten geluk
- zij wensten geluk
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelukgewenst
- jij hebt gelukgewenst
- hij/zij/het heeft gelukgewenst
- wij hebben gelukgewenst
- jullie hebben gelukgewenst
- zij hebben gelukgewenst
Voltooid verleden tijd
- ik had gelukgewenst
- jij had gelukgewenst
- hij/zij/het had gelukgewenst
- wij hadden gelukgewenst
- jullie hadden gelukgewenst
- zij hadden gelukgewenst
Toekomende tijd I
- ik zal gelukwensen
- jij zult gelukwensen
- hij/zij/het zal gelukwensen
- wij zullen gelukwensen
- jullie zullen gelukwensen
- zij zullen gelukwensen
Toekomende tijd II
- ik zal gelukgewenst hebben
- jij zult gelukgewenst hebben
- hij/zij/het zal gelukgewenst hebben
- wij zullen gelukgewenst hebben
- jullie zullen gelukgewenst hebben
- zij zullen gelukgewenst hebben
Conditionalis I
- ik zou gelukwensen
- jij zou gelukwensen
- hij/zij/het zou gelukwensen
- wij zouden gelukwensen
- jullie zouden gelukwensen
- zij zouden gelukwensen
Conditionalis II
- ik zou hebben gelukgewenst
- jij zou hebben gelukgewenst
- hij/zij/het zou hebben gelukgewenst
- wij zouden hebben gelukgewenst
- jullie zouden hebben gelukgewenst
- zij zouden hebben gelukgewenst
Imperatief
- jij wens geluk
- jullie wenst geluk