Vervoeging van geruststellen

Onbepaalde wijs (infinitief): geruststellen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik stel gerust
    • jij stelt gerust
    • hij/zij/het stelt gerust
    • wij stellen gerust
    • jullie stellen gerust
    • zij stellen gerust
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik stelde gerust
    • jij stelde gerust
    • hij/zij/het stelde gerust
    • wij stelden gerust
    • jullie stelden gerust
    • zij stelden gerust
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gerustgesteld
    • jij hebt gerustgesteld
    • hij/zij/het heeft gerustgesteld
    • wij hebben gerustgesteld
    • jullie hebben gerustgesteld
    • zij hebben gerustgesteld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gerustgesteld
    • jij had gerustgesteld
    • hij/zij/het had gerustgesteld
    • wij hadden gerustgesteld
    • jullie hadden gerustgesteld
    • zij hadden gerustgesteld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal geruststellen
    • jij zult geruststellen
    • hij/zij/het zal geruststellen
    • wij zullen geruststellen
    • jullie zullen geruststellen
    • zij zullen geruststellen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gerustgesteld hebben
    • jij zult gerustgesteld hebben
    • hij/zij/het zal gerustgesteld hebben
    • wij zullen gerustgesteld hebben
    • jullie zullen gerustgesteld hebben
    • zij zullen gerustgesteld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou geruststellen
    • jij zou geruststellen
    • hij/zij/het zou geruststellen
    • wij zouden geruststellen
    • jullie zouden geruststellen
    • zij zouden geruststellen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gerustgesteld
    • jij zou hebben gerustgesteld
    • hij/zij/het zou hebben gerustgesteld
    • wij zouden hebben gerustgesteld
    • jullie zouden hebben gerustgesteld
    • zij zouden hebben gerustgesteld
  • Imperatief

    • jij stel gerust
    • jullie stelt gerust

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van geruststellen