Vervoeging van getuigen
Onbepaalde wijs (infinitief): getuigen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik getuig
- jij getuigt
- hij/zij/het getuigt
- wij getuigen
- jullie getuigen
- zij getuigen
Indicativo presente
- yo atestiguo
- tú atestiguas
- él/ella atestigua
- nosotros atestiguamos
- vosotros atestiguáis
- ellos/ellas atestiguan
Onvoltooid verleden tijd
- ik getuigde
- jij getuigde
- hij/zij/het getuigde
- wij getuigden
- jullie getuigden
- zij getuigden
Indefinido
- yo atestigüé
- tú atestiguaste
- él/ella atestiguó
- nosotros atestiguamos
- vosotros atestiguasteis
- ellos/ellas atestiguaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getuigd
- jij hebt getuigd
- hij/zij/het heeft getuigd
- wij hebben getuigd
- jullie hebben getuigd
- zij hebben getuigd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he atestiguado
- tú has atestiguado
- él/ella ha atestiguado
- nosotros hemos atestiguado
- vosotros habéis atestiguado
- ellos/ellas han atestiguado
Voltooid verleden tijd
- ik had getuigd
- jij had getuigd
- hij/zij/het had getuigd
- wij hadden getuigd
- jullie hadden getuigd
- zij hadden getuigd
Pluscuamperfecto
- yo había atestiguado
- tú habías atestiguado
- él/ella había atestiguado
- nosotros habíamos atestiguado
- vosotros habíais atestiguado
- ellos/ellas habían atestiguado
Toekomende tijd I
- ik zal getuigen
- jij zult getuigen
- hij/zij/het zal getuigen
- wij zullen getuigen
- jullie zullen getuigen
- zij zullen getuigen
Futuro I
- yo atestiguaré
- tú atestiguarás
- él/ella atestiguará
- nosotros atestiguaremos
- vosotros atestiguaréis
- ellos/ellas atestiguarán
Toekomende tijd II
- ik zal getuigd hebben
- jij zult getuigd hebben
- hij/zij/het zal getuigd hebben
- wij zullen getuigd hebben
- jullie zullen getuigd hebben
- zij zullen getuigd hebben
Futuro perfecto
- yo habré atestiguado
- tú habrás atestiguado
- él/ella habrá atestiguado
- nosotros habremos atestiguado
- vosotros habréis atestiguado
- ellos/ellas habrán atestiguado
Conditionalis I
- ik zou getuigen
- jij zou getuigen
- hij/zij/het zou getuigen
- wij zouden getuigen
- jullie zouden getuigen
- zij zouden getuigen
Condicional
- yo atestiguaría
- tú atestiguarías
- él/ella atestiguaría
- nosotros atestiguaríamos
- vosotros atestiguaríais
- ellos/ellas atestiguarían
Conditionalis II
- ik zou hebben getuigd
- jij zou hebben getuigd
- hij/zij/het zou hebben getuigd
- wij zouden hebben getuigd
- jullie zouden hebben getuigd
- zij zouden hebben getuigd
Condicional perfecto
- yo habría atestiguado
- tú habrías atestiguado
- él/ella habría atestiguado
- nosotros habríamos atestiguado
- vosotros habríais atestiguado
- ellos/ellas habrían atestiguado
Imperatief
- jij getuig
- jullie getuigt
Imperativo presente
- tú atestigua
- vosotros atestiguad