Vervoeging van gevangenzitten

Onbepaalde wijs (infinitief): gevangenzitten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zit gevangen
    • jij zit gevangen
    • hij/zij/het zit gevangen
    • wij zitten gevangen
    • jullie zitten gevangen
    • zij zitten gevangen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zat gevangen
    • jij zat gevangen
    • hij/zij/het zat gevangen
    • wij zaten gevangen
    • jullie zaten gevangen
    • zij zaten gevangen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gevangengezeten
    • jij hebt gevangengezeten
    • hij/zij/het heeft gevangengezeten
    • wij hebben gevangengezeten
    • jullie hebben gevangengezeten
    • zij hebben gevangengezeten
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gevangengezeten
    • jij had gevangengezeten
    • hij/zij/het had gevangengezeten
    • wij hadden gevangengezeten
    • jullie hadden gevangengezeten
    • zij hadden gevangengezeten
  • Toekomende tijd I

    • ik zal gevangenzitten
    • jij zult gevangenzitten
    • hij/zij/het zal gevangenzitten
    • wij zullen gevangenzitten
    • jullie zullen gevangenzitten
    • zij zullen gevangenzitten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gevangengezeten hebben
    • jij zult gevangengezeten hebben
    • hij/zij/het zal gevangengezeten hebben
    • wij zullen gevangengezeten hebben
    • jullie zullen gevangengezeten hebben
    • zij zullen gevangengezeten hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou gevangenzitten
    • jij zou gevangenzitten
    • hij/zij/het zou gevangenzitten
    • wij zouden gevangenzitten
    • jullie zouden gevangenzitten
    • zij zouden gevangenzitten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gevangengezeten
    • jij zou hebben gevangengezeten
    • hij/zij/het zou hebben gevangengezeten
    • wij zouden hebben gevangengezeten
    • jullie zouden hebben gevangengezeten
    • zij zouden hebben gevangengezeten
  • Imperatief

    • jij zit gevangen
    • jullie zit gevangen

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van gevangenzitten