Vervoeging van gieten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik giet
    • jij giet
    • hij/zij/het giet
    • wij gieten
    • jullie gieten
    • zij gieten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik goot
    • jij goot
    • hij/zij/het goot
    • wij goten
    • jullie goten
    • zij goten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gegoten
    • jij hebt gegoten
    • hij/zij/het heeft gegoten
    • wij hebben gegoten
    • jullie hebben gegoten
    • zij hebben gegoten
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gegoten
    • jij had gegoten
    • hij/zij/het had gegoten
    • wij hadden gegoten
    • jullie hadden gegoten
    • zij hadden gegoten
  • Toekomende tijd I

    • ik zal gieten
    • jij zult gieten
    • hij/zij/het zal gieten
    • wij zullen gieten
    • jullie zullen gieten
    • zij zullen gieten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gegoten hebben
    • jij zult gegoten hebben
    • hij/zij/het zal gegoten hebben
    • wij zullen gegoten hebben
    • jullie zullen gegoten hebben
    • zij zullen gegoten hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou gieten
    • jij zou gieten
    • hij/zij/het zou gieten
    • wij zouden gieten
    • jullie zouden gieten
    • zij zouden gieten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gegoten
    • jij zou hebben gegoten
    • hij/zij/het zou hebben gegoten
    • wij zouden hebben gegoten
    • jullie zouden hebben gegoten
    • zij zouden hebben gegoten
  • Imperatief

    • jij giet
    • jullie giet

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van gieten