Vervoeging van glippen
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik glip
- jij glipt
- hij/zij/het glipt
- wij glippen
- jullie glippen
- zij glippen
Onvoltooid verleden tijd
- ik glipte
- jij glipte
- hij/zij/het glipte
- wij glipten
- jullie glipten
- zij glipten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geglipt
- jij hebt geglipt
- hij/zij/het heeft geglipt
- wij hebben geglipt
- jullie hebben geglipt
- zij hebben geglipt
Voltooid verleden tijd
- ik had geglipt
- jij had geglipt
- hij/zij/het had geglipt
- wij hadden geglipt
- jullie hadden geglipt
- zij hadden geglipt
Toekomende tijd I
- ik zal glippen
- jij zult glippen
- hij/zij/het zal glippen
- wij zullen glippen
- jullie zullen glippen
- zij zullen glippen
Toekomende tijd II
- ik zal geglipt hebben
- jij zult geglipt hebben
- hij/zij/het zal geglipt hebben
- wij zullen geglipt hebben
- jullie zullen geglipt hebben
- zij zullen geglipt hebben
Conditionalis I
- ik zou glippen
- jij zou glippen
- hij/zij/het zou glippen
- wij zouden glippen
- jullie zouden glippen
- zij zouden glippen
Conditionalis II
- ik zou hebben geglipt
- jij zou hebben geglipt
- hij/zij/het zou hebben geglipt
- wij zouden hebben geglipt
- jullie zouden hebben geglipt
- zij zouden hebben geglipt
Imperatief
- jij glip
- jullie glipt