Vervoeging van goedkeuren

Onbepaalde wijs (infinitief): goedkeuren

Vertaling: approuver

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik keur goed
  • jij keurt goed
  • hij/zij/het keurt goed
  • wij keuren goed
  • jullie keuren goed
  • zij keuren goed

Présent

  • j'approuve
  • tu approuves
  • il/elle approuve
  • nous approuvons
  • vous approuvez
  • ils/elles approuvent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik keurde goed
  • jij keurde goed
  • hij/zij/het keurde goed
  • wij keurden goed
  • jullie keurden goed
  • zij keurden goed

Indicatif imparfait

  • j'approuvais
  • tu approuvais
  • il/elle approuvait
  • nous approuvions
  • vous approuviez
  • ils/elles approuvaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb goedgekeurd
  • jij hebt goedgekeurd
  • hij/zij/het heeft goedgekeurd
  • wij hebben goedgekeurd
  • jullie hebben goedgekeurd
  • zij hebben goedgekeurd

Indicatif passé composé

  • j'ai approuvé
  • tu as approuvé
  • il/elle a approuvé
  • nous avons approuvé
  • vous avez approuvé
  • ils/elles ont approuvé

Voltooid verleden tijd

  • ik had goedgekeurd
  • jij had goedgekeurd
  • hij/zij/het had goedgekeurd
  • wij hadden goedgekeurd
  • jullie hadden goedgekeurd
  • zij hadden goedgekeurd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais approuvé
  • tu avais approuvé
  • il/elle avait approuvé
  • nous avions approuvé
  • vous aviez approuvé
  • ils/elles avaient approuvé

Toekomende tijd I

  • ik zal goedkeuren
  • jij zult goedkeuren
  • hij/zij/het zal goedkeuren
  • wij zullen goedkeuren
  • jullie zullen goedkeuren
  • zij zullen goedkeuren

Indicatif futur

  • j'approuverai
  • tu approuveras
  • il/elle approuvera
  • nous approuverons
  • vous approuverez
  • ils/elles approuveront

Toekomende tijd II

  • ik zal goedgekeurd hebben
  • jij zult goedgekeurd hebben
  • hij/zij/het zal goedgekeurd hebben
  • wij zullen goedgekeurd hebben
  • jullie zullen goedgekeurd hebben
  • zij zullen goedgekeurd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai approuvé
  • tu auras approuvé
  • il/elle aura approuvé
  • nous aurons approuvé
  • vous aurez approuvé
  • ils/elles auront approuvé

Conditionalis I

  • ik zou goedkeuren
  • jij zou goedkeuren
  • hij/zij/het zou goedkeuren
  • wij zouden goedkeuren
  • jullie zouden goedkeuren
  • zij zouden goedkeuren

Conditionnel présent

  • j'approuverais
  • tu approuverais
  • il/elle approuverait
  • nous approuverions
  • vous approuveriez
  • ils/elles approuveraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben goedgekeurd
  • jij zou hebben goedgekeurd
  • hij/zij/het zou hebben goedgekeurd
  • wij zouden hebben goedgekeurd
  • jullie zouden hebben goedgekeurd
  • zij zouden hebben goedgekeurd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais approuvé
  • tu aurais approuvé
  • il/elle aurait approuvé
  • nous aurions approuvé
  • vous auriez approuvé
  • ils/elles auraient approuvé

Imperatief

  • jij keur goed
  • jullie keurt goed

Impératif

  • tu approuve
  • vous approuvez

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van goedkeuren