Vervoeging van golfen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik golf
    • jij golft
    • hij/zij/het golft
    • wij golfen
    • jullie golfen
    • zij golfen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik golfte
    • jij golfte
    • hij/zij/het golfte
    • wij golften
    • jullie golften
    • zij golften
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gegolft
    • jij hebt gegolft
    • hij/zij/het heeft gegolft
    • wij hebben gegolft
    • jullie hebben gegolft
    • zij hebben gegolft
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gegolft
    • jij had gegolft
    • hij/zij/het had gegolft
    • wij hadden gegolft
    • jullie hadden gegolft
    • zij hadden gegolft
  • Toekomende tijd I

    • ik zal golfen
    • jij zult golfen
    • hij/zij/het zal golfen
    • wij zullen golfen
    • jullie zullen golfen
    • zij zullen golfen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gegolft hebben
    • jij zult gegolft hebben
    • hij/zij/het zal gegolft hebben
    • wij zullen gegolft hebben
    • jullie zullen gegolft hebben
    • zij zullen gegolft hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou golfen
    • jij zou golfen
    • hij/zij/het zou golfen
    • wij zouden golfen
    • jullie zouden golfen
    • zij zouden golfen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gegolft
    • jij zou hebben gegolft
    • hij/zij/het zou hebben gegolft
    • wij zouden hebben gegolft
    • jullie zouden hebben gegolft
    • zij zouden hebben gegolft
  • Imperatief

    • jij golf
    • jullie golft

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van golfen