Vervoeging van gulpen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gulp
- jij gulpt
- hij/zij/het gulpt
- wij gulpen
- jullie gulpen
- zij gulpen
Onvoltooid verleden tijd
- ik gulpte
- jij gulpte
- hij/zij/het gulpte
- wij gulpten
- jullie gulpten
- zij gulpten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegulpt
- jij hebt gegulpt
- hij/zij/het heeft gegulpt
- wij hebben gegulpt
- jullie hebben gegulpt
- zij hebben gegulpt
Voltooid verleden tijd
- ik had gegulpt
- jij had gegulpt
- hij/zij/het had gegulpt
- wij hadden gegulpt
- jullie hadden gegulpt
- zij hadden gegulpt
Toekomende tijd I
- ik zal gulpen
- jij zult gulpen
- hij/zij/het zal gulpen
- wij zullen gulpen
- jullie zullen gulpen
- zij zullen gulpen
Toekomende tijd II
- ik zal gegulpt hebben
- jij zult gegulpt hebben
- hij/zij/het zal gegulpt hebben
- wij zullen gegulpt hebben
- jullie zullen gegulpt hebben
- zij zullen gegulpt hebben
Conditionalis I
- ik zou gulpen
- jij zou gulpen
- hij/zij/het zou gulpen
- wij zouden gulpen
- jullie zouden gulpen
- zij zouden gulpen
Conditionalis II
- ik zou hebben gegulpt
- jij zou hebben gegulpt
- hij/zij/het zou hebben gegulpt
- wij zouden hebben gegulpt
- jullie zouden hebben gegulpt
- zij zouden hebben gegulpt
Imperatief
- jij gulp
- jullie gulpt